Het knorren der evers. Wilde varkens in Vlaanderen?


Hoeveel liever had ik ook hem op een dag weten uitbreken, een paar omstaande gapers omverwerpen, en dan de vrijheid te zoeken in de eeuwige bossen die de abdij omringen.” Zo klonken in 1981 de woorden - in het blad Jacht & Wildbeheer - van de weidelijke jager Louis Delsupehe over het ‘wildzwijn’ dat bij de abdij van Postel (streek Retie) in een naargeestig raster van drie op drie meter zat opgesloten. Delsupehe bracht in het jachttijdschrift een relaas van het jonge everzwijn dat tien jaar daarvoor, bij dezelfde paters van Postel, op de vlucht sloeg en nooit werd teruggepakt. Daardoor dwong het ontsnapte ‘varken van de paters’ zelfs onder de vurigste nimrods bewondering en respect af. Het

inspireerde Delsupehe tot een pleidooi om ‘dat varken het leven te laten’: “Te weten dat HIJ DAAR IS, dat er te Postel nog een wildvarken loopt, is duizend keer meer waard dan het, in een onderdeel van een seconde, afgegeven schot dat het laatste stuk oerwild uit de Postelbossen naar de trofeemuur schiet.”

Delsupehe (zie ook Reportages rubriek Jacht) was een van de eerste Vlaamse jagers die openlijk pleitte voor een planmatige, ingehouden en fatsoenlijke (met de kogel en niét met hagel!) bejaging van het ree in de Kempen. De meeste jagers bleven potdoof voor zijn oproep en vonden hem een nestbevuiler toen hij voor zijn opinie de media inschakelde. Later werden zijn ideeën aanvaard en bij wet opgelegd.

Het wild zwijn, wild varken of everzwijn (Sus scrofa) voelt zich thuis in droog tot nat halfopen land, van in de duinen (monding Somme in Noord-Frankrijk!) en vlaktes tot in de bergen.

Sinds 1980 boeken ze winst in West-Europa. De oorzaak ligt onder meer bij de aanzienlijke uitbreiding van het bosoppervlak (à 670 km² per jaar in Frankrijk) in marginale berg- en landbouwstreken. De Fransen schoten in het jachtseizoen 2003-2004 480.000 evers, vier à vijf keer meer dan een kwarteeuw geleden. ‘Sanglier passion’ is zo’n jachtglossy waarin de Fransen de everzwijnenjacht in geuren en kleuren belijden (www.sanglier-passion.com).

Op Vlaamse bodem knorden tot in de jaren 1600 en 1700 evers. Door vierendeling en inkrimping van het bosareaal, tomeloze jacht en verdelging verdween het everzwijn eind achttiende eeuw uit Vlaanderen.

Na hun uitroeiing doken er sporadisch weer op. Door de oorlog op drift geslagen everzwijnen renden rond 1945 vanuit de Ardennen naar de Kempen. Geweervuur bracht ze tot staan. Na overloop uit de provincie Luik vestigden zich na 1980 enkele evers in de Limburgse Voerstreek. In 1992 had men weet van drie zeugen met biggen. Daarmee was de Voerstreek de enige regio in Vlaanderen die door het wild zwijn opnieuw werd bewoond (zomer 2005 lag de schatting op 27 exemplaren).

In de rest van Vlaanderen bleef het beeld diffuus. Te Knokke zorgden (weggelopen) everzwijnen twee keer voor opschudding (eind 1962 en zomer 1994, telkens 2 ex.), maart 1985 verbleef een (ontsnapte?) ‘rotte’ (troep) in Brasschaat, in 1987 legden jagers een ever neer te Kasterlee. Het jaar nadien werden te Halle en Huizingen everzwijnen doodgereden. Dolende eenzaten zag men te Dranouter (1996) en Essen (1997). Winter 2005-2006 werden in Zutendaal en Genk ontsnapte evers ingerekend. De lijst is verre van volledig.

Sporen van evers in de bossen ten zuiden van Brugge werden al vóór 2004 getraceerd maar dat het écht om deze dieren ging durfde niemand te geloven. Augustus 2005 zag men de eerste jongen. Winter 2005-2006 zou een zeug andermaal hebben ‘gejongd’. Het bewees dat everzwijnen in Vlaanderen konden aarden, zelfs in die provincie waar het minste bos stond (slechts 2,6 procent bebost tegen 20 procent in Limburg). Zoogdieren mogen het dan lastiger hebben dan vogels om verloren terrein te herbevolken, na 1980 bewezen eekhoorn, eikelmuis, vos en ree dat ze uitgerekend in het bosarme West-Vlaanderen zeer wel tot gebiedsuitbreiding in staat waren. Onder biologen bestaat consensus dat deze dieren hun expansie of herkolonisering zo goed als helemaal op eigen houtje hebben klaargespeeld, net zoals dat in West-Vlaanderen ook bij vogels als de boomklever, de sperwer, de aalscholver of de kleine zilverreiger zijn beloop kreeg.

Vraag is of de Vlaamse geesten rijp zijn voor een retour van een beladen soort als het everzwijn? Wilde varkens kijken aan tegen een waslijst van verwensingen en xenofobe vooroordelen. Voor velen zijn het vieze slijkduivels, beesten die schrik inboezemen, landbouwers pluimen, tuintjes vernielen, argeloze wandelaars attaqueren, verkeersongevallen veroorzaken én ziektes verspreiden. Zij die everzwijnen willen demoniseren hoort men het lijstje koudbloedig afdreunen. Toch ligt men in Voeren niet van evers wakker. Evers zijn niet tot Militanten Orde opgeleid. De meeste Voerenaars hebben nooit één ever gezien.  

Zodra het vermoeden rees dat rond Brugge een dozijn wilde zwijnen voor eigen rekening leefden, en enkele boeren om hun geschonden veldvruchten aan de alarmbel trokken  - ‘Everzwijnen terroriseren Brugse akkers’ kopte een krant 25 mei 2005 - , bleek het een fluitje van een cent om zowel de gouverneur, de bevoegde houtvester als lokale gezagsdragers tot een verdelgingscampagne aan te sporen. “De dieren hebben al een voetbalveld en een speelbos omgewoeld,” klonk het rampennieuws uit een van de rijkste regio’s ter wereld. Leerlingen van een abdijschool kregen de raad ‘uit de bossen’ te blijven. Met toestemming mochten jagers ook ’s nachts van op hoogzitten het gezag en de rust herstellen. Omdat het om ‘uitgebroken’ dieren ging werd tegenspraak weggewuifd. Zelfs Gaia - dat omtrent natuurbehoudkwesties wel vaker voor glasbreuk zorgt - liet holder de bolder weten dat de everzwijnen rond Brugge niet op hun plaats zaten, al verzetten zij zich in de lijn van hun gevoeligheid  tegen afschot en pleitten voor het verdoven of wegvangen van de dieren.

De suggestie om ze te vangen zette de jagers tot hoongelach aan maar zij waren kennelijk vergeten dat deze techniek verdween zodra het betere vuurwapen in omloop kwam. Het opdrijven van everzwijnen naar opstaande ‘gaerne’ of ‘buijdels’ (netten) was een van de algemeenste methodes waarmee (jonge) everzwijnen in het middeleeuwse Vlaanderen werden buitgemaakt.

Het excuus dat het om ontsnapte dieren ging gold als stevigste argument om de Brugse everzwijnen “op basis van een oeroude wet” uit de weg te ruimen. Het valt af te wachten of dit gaat lukken (de geflopte drukjacht van 4 februari 2006 was een teken aan de wand). Evers werden door de aard van hun status listige, discrete nachtbrakers die liefst in een wijde boog om de (jagende) mens lopen. De aan jagers ontleende krantenkop ‘“Die varkens zijn veel slimmer van wij”’ (Krant van West-Vlaanderen, 29 september 2006) mocht niet verbazen.

Het als muskusratten liquideren van de soort zal echter met andere argumenten voor de dag moeten komen wanneer het everzwijn via Henegouwen of  Noord-Frankrijk tot het Vlaams Gewest doordringt. Op zo’n moment spelen de dieren klaar wat een soort als de grote zilverreiger ook aan het lukken is: spontaan herstel na eeuwenlange (door de mens in gang gezette) afwezigheid. De kans dat dit bij het everzwijn gebeurt is niet denkbeeldig. In West-Vlaanderen zitten de eerste evers op 20 kilometer over de Franse grens (en volgens jagers reeds in de Westhoek!) en in Wallonië (met naar schatting 15.000 à 20.000 everzwijnen) pogen evers in de Condroz meer levensruimte in te pikken.   

Voor de nabije toekomst lijkt het waarschijnlijkste scenario dat vooral ontsnapte of moedwillig losgelaten evers druk op de ketel gaan zetten. Meer dan één dierenliefhebber bezit naast een klad damherten (ook beruchte weglopers) wat everzwijnen. Sommigen houden ze voor het vlees (ook een paar boeren in West-Vlaanderen), anderen voor het plezier want met de fles opgevoede biggen worden aanhankelijke troeteldieren. Eenheden van het Belgisch

leger hielden verschillende everzwijnen als mascotte (zie illustratie). Het is al gebeurd dat jagers met zo’n geschoten handtam everzwijn voor een krant poseerden (‘Pronken met de ever van een ander’, 1973).

De beste actuele les vormt Groot-Brittannië. In de veertiende eeuw was de ‘wild boar’ uit Engeland verdreven, geen eeuw later gaf men ze in Schotland de nekslag. Fokkers die aan everzwijnenvlees wilden verdienen haalden ze naar het eiland terug. De ‘British Wild Boar Association’ (°1989) kreeg zo’n veertig aangesloten leden. Spoedig glipten de eerste dieren uit hun rasters - één stormnacht met omgewaaide bomen volstond - en sindsdien is het wild zwijn delen van Kent, Sussex en Dorset aan het heroveren. In Zuid-Zweden speelt zich een identiek proces af.

Een studie van 107 Britse krantenberichten over deze verwilderde everzwijnen leerde dat de meeste negatief van toon waren, met ophef over de gevaren en de schade, stijl ‘Escaped boar plague farmers’ (voorbeelden voor de ‘Brugse’ evers: zie collage). Maar



binnenskamers, bij menig burger, jager en natuurbeschermer, is men dik tevreden dat het everzwijn - als verloren zoon van het bosecosysteem -  eindelijk terug is op het eiland. Het eerste boek over het fenomeen, gebaseerd op studiemateriaal uit het Engelse veld, verscheen in 2003: ‘Wild Boar in Britain’ door Martin Goulding (voor meer: zie www.britishwildboar.org.uk).

Intussen omarmt het Vlaamse Natuurpunt de terugkeer van de brave ooievaar, lonkt zij naar de beminde (maar tot 1960 als ‘visrover’ verketterde) gewone zeehond, maar neemt zij voor zover ik weet rond het everzwijn officieel geen stelling in. Mogelijk acht Natuurpunt dit te delicaat in het licht van de bedachtzame strategie die door haar op het terrein - laverend tussen boeren en andere ontvlambare belanghebbenden - wordt gevolgd.

Maar als gevolg van dit stilzwijgen wordt het onderwerp wild zwijn geheel aan de jagers, landbouwers en dierenactivisten overgelaten, waardoor slechts gekleurde visies via de media tot bij het brede publiek doordringen.

De natuurdiensten van de Vlaamse overheid lieten een Nederlander een studie uitvoeren voor een herintroductie van de bever langs Vlaamse wateren; en reageerden boos op de kerels die hen in het bekken van de Dijle de loef afstaken door zonder vergunning (niet anders dan de jagers met de moeflon indertijd) bevers uit te zetten. Rond everzwijnen is kennelijk ook van overheidswege geen officiële visie ontwikkeld. Een onpartijdig rapport over de (potentiële) positie van het everzwijn binnen de Vlaamse fauna is dringend op zijn plaats. 

Als het over faunaherstel gaat rust op het everzwijn kennelijk een huizenhoog taboe. Het is pas van 2002 geleden dat de voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Varkenshouders (Veva), overstuur door een uitbraak van de varkenspest, in de kranten liet blokletteren: ‘“Schiet alle everzwijnen af”’. Zelfs sommige natuurbeschermers koesteren reserves, want evers lusten vogellegsels en wat als ze met hun neusschijven een zeldzaam orchideeënveldje overhoop ploegen?

Toch is een terugkeer van het everzwijn een maatschappelijk debat voluit waard. Het zou alle partijen met de neus op de vraag drukken wat natuurliefde en natuurbehoud in het verstedelijkte Vlaanderen precies inhouden. Zo u wilt is het everzwijn een Vlaamse incarnatie van de olifant en de tijger. En wie stout is mag roepen: meer dan villa’s horen everzwijnen in het Vlaamsche bosch! Wroetsporen van evers zijn vaak de enige kiembedden voor jonge loofboompjes, waardoor hun bijdrage aan meer spontane bosontwikkeling van nut is. Hoe het er nu aan toe gaat stond 2004 in een krantenkop: ‘“In het Zoniënwoud moet de mens everzwijn spelen”’.

Ten zuiden van Brugge lijken de everzwijnen over ongeneeslijk zere tenen te lopen. En verdoken agenda’s te camoufleren. Boeren zien kennelijk hun kans om middels de ‘zwijnenschade’ enkele grootgrondbezitters te sarren, een politicus met profileringsdrang stort zich op iedere maïskolf waar de evers nog maar aan hebben geroken en de diensten van het Agentschap voor Natuur en Bos hullen zich in hun antiekste gewaden: verdelging! En/of ze voelen zich zoals bij de bever in hun autoriteit aangetast doordat de dieren achter hun rug zijn uitgezet.

De wilde zwijnen zijn in ieder geval niet uit de lucht komen vallen. Iemand (met een dubbele agenda?) heeft de everzwijnen (maar ook enkele edelherten) op transport gezet en binnen een raster losgelaten. Of gewoon in een particulier bos uitgezet. In de betrokken streek tussen het Brugse Sint-Andries en Zedelgem liggen uitgestrekte, afgesloten privé-bossen. Er zijn bovendien sterke vermoedens dat elders in West-Vlaanderen (streek Ruddervoorde) ook reeën moedwillig - en allicht uit jachtmotieven - zijn uitgezet. Idem rond het Oost-Vlaamse Hansbeke waar sinds enkele jaren een verwilderde populatie reeën (zo’n 120 in 2006) leeft die - opzettelijk of niet - bij een kweker zijn ontkomen.

Het zou de jagers zeker niet storen dat zij er in West-Vlaanderen een bejaagbaar beest - en zeker een stuk ‘grofwild’ - bij krijgen, nadat jaren aan hun tableau van bejaagbare fauna is geknabbeld. Eind mei 2005 hielden Brabantse jagers trouwens een thema-avond over ‘de droom of de werkelijkheid van het everzwijn in Vlaanderen’. Net als in Engeland hoopt meer dan één jager stiekem - in de trant van Delsupehe  - dat het Vlaamse everzwijn werkelijkheid wordt. De uitlatingen van de grootste Vlaamse jagersclub in De Morgen van 6 februari 2006 (“Mijn advies: zolang het de spuigaten niet uitloopt, laat je die beesten beter met rust. Stop met die mediashow.”) waren wat dat betreft verhelderend.

In 2005 zijn ten zuiden van Brugge officieel de eerste twee everzwijnen geschoten en in de kranten ten tonele gevoerd (zie knipsel Het Nieuwsblad 4 augustus 2005). Mogelijk zijn nog meer dieren geveld maar stiekem door jagers of stropers meegenomen, want de eerste

werden door de overheid ‘afgepakt’ en aan een instelling van openbaar nut afgestaan. September 2006 werd tussen Aartrijke en Jabbeke vermoedelijk één everzwijn aangereden (kop: ‘Vrouw botst tegen “groot dier”’). Toch zijn de dieren bij lange na niet uitgeschakeld, zijn er aanwijzingen dat hun actieterrein is uitgebreid (grens met Ichtegem).

De vraag of het everzwijn bij de Vlaamse fauna thuishoort kan voor zich uit worden geschoven; de tijd haalt haar in. Na 1990 is de trend naar een offensiever natuurherstel ook in Vlaanderen ingezet. Limburg is bezig om de duizenden hectare bos en hei van de Hoge Kempen te ‘ontsnipperen’ (ondersteund door de bouw van een veilige dierenpassage, een ecoduct, over de snelweg E 314). Aan de kust worden campings en gebouwen uit de duinen geknikkerd, kregen de slikken en schorren langs de IJzermonding een geslaagde herstelkuur. Het natuurlijke meer Het Vinne bij Zoutleeuw dat anno 1841 werd drooggelegd zette men voorjaar 2005 weer onder water. De zeldzame witwangstern (broedgeval) en het kleinst waterhoen namen er direct hun intrek!

Bovendien is het natuurbeheer er steeds meer op gericht om bossen (waarvan men er meer wil aanplanten) minder strak te exploiteren, wildrasters (die dieren in hun rondgang belemmeren) te verbieden en versnipperde reservaatjes tot grotere eenheden aan elkaar te smeden. En wat een halve eeuw geleden volstrekt ondenkbaar was, lijkt opeens te kunnen: de eerste honderden hectares marginale cultuurgrond worden opnieuw in ‘woeste gronden’ omgezet. Everzwijnen zijn onlosmakelijk met zulk een restauratiebeleid verbonden. In heel Europa leven everzwijnen in de entourage van mensen. Dat geeft soms problemen maar die kunnen met een beetje goede wil worden opgelost.

Er is geen enkele reden om vol te houden dat everzwijnen niet (meer) op Vlaamse bodem kunnen overleven . In de Voerstreek en ten zuiden van Brugge leveren zij sinds geruime tijd het bewijs. Ook Duitsland en Frankrijk tellen sinds eeuwen dichtbevolkte streken waar mens en everzwijn vrij rimpelloos samenleven.

Of deze dieren in Vlaanderen terugkeren via uitgezette of  ‘natuurlijke’ weg maakt weinig verschil. Vanuit ecologisch en historisch perspectief is hun aanwezigheid volstrekt verdedigbaar. Wie goed luistert kan het horen, het knorren der evers kondigt zich aan in de verte.


(© Jan Desmet,  20 oktober 2006)

Voor meer klik hier of hier (Het Nieuwsblad, zaterdag 12 januari 2008)